Het rauwe verhaal van de burn-out
“Wie ben je als je niets meer bent?”
Daar loop ik, middenin het bos. Drie dagen alleen tussen de bomen en de vogels. Nature Quest. De reis naar mijn eigen natuur. Wie ben je als je niets meer hebt? Tja, denk ik, wie ben ik eigenlijk, zonder man, kinderen, huis, baan, eten, telefoon, schone kleren, en spullen. Zonder gezin, KLM business class kaart, Mulberry tas, diploma’s en mijn salaris? Wie ben ik zonder alles waar ik zo hard voor heb gewerkt de afgelopen jaren.
Wie ben ik als dat allemaal weg valt. Verdwenen is. Als ik met een rugzak, 7 liter water, een hangmat en een tarp - waarvan ik het bestaan nog niet eens kende drie weken ervoor- in een bos zit, drie dagen lang? Met mezelf. En mijn backpack, die voor het eerst sinds India 2006 weer mee op reis mocht. Omdat ik mijn solotrip Vietnam in 2011 met Samsonite en vijf sterren had gedaan.
Daar ben ik. In een bos. Op zoek naar de cirkel van ongeveer 5 meter doorsnede waar ik de komende dagen alleen uit zou komen om te plassen en poepen. Je eigen nest bevuil je immers niet, en als er zeven liter ingaat de komende dagen moet dat er ook weer allemaal uit.
Vanaf het pad baan ik me een weg een stuk het bos in, en vind de plek. Dit gaat ‘m worden, mijn heilige cirkel. Mijn eerste reactie, is in de actie. Lekker typisch. Zo doe ik dat dus. Bomen zoeken voor mijn hangmat. Het zeil neerleggen. De tarp ophangen. Met nul ervaring met hoe dat zou moeten, ga ik aan de slag met touwen en haken. Na tien minuten zit al ik huilend op een boomstronk. Hoe de fuck moet dit? Waarom is er geen handleiding. Hadden ze niet even een kleine instructie hangmat ophangen mee kunnen geven? Wat extra begeleiding? Diepe zucht.
Het ligt aan de plek, besluitt ik. Deze bomen zijn niet goed. Ik moet een nieuwe plek zoeken.
Ik hijs de twintig kilo zware rugzak weer op mijn rug en loop door.
Nieuwe plek. Iets verderop. Hier dan. Weer gepruts, gezucht. En tranen. Ok, het ligt niet aan de plek, denk ik moedeloos. Ik kan dit gewoon niet. Ondertussen is het ook nog koud. Kruipen de beesten al op mijn zeil. Ik had al zeker vier teken geteld.
Hoe houd ik dit drie dagen vol? Waarom wíl ik dit zo graag? Ik ben nog geen kwartier onderweg en nu kom ik mezelf al maximaal tegen, denk ik met heel weinig van de ‘mildheid naar jezelf’ die ik zo graag teach aan anderen.
Uiteindelijk hangt mijn hangmat. Beetje provisorisch, en hopelijk gaat het niet regenen, want die tarp hangt er niet heel goed boven. Maar het was gelukt. Ik heb een plek. Mijn plek.
Tussen de bomen en de takken en het kleine beetje groen dat begin april aan de bomen zit, heb ik een plek in het bos. Mijn thuis.
Na een half uur heb ik al mijn extra kleren aan. Van de kou. En lig ik in mijn hangmat. Te wachten. En nu dan? Wat ga ik hier dóen drie dagen lang, binnen de cirkel van 5 meter waar ik binnen het blijven? Met mezelf in de knoop, ziel onder mijn arm, wacht ik en voel ik wat ik te voelen heb.
En dan, voorbij de weerstand, of liever, er helemaal doorheen, komt eindelijk de ontspanning. Ik ga uitrusten. Ik hoef niets. Euforie. Ongeloof. Ik hoef niets. Na jarenlang keihard werken, zwanger worden, zwanger zijn , mama worden, kind twee, bizar hectische projectmaanden, impossible deadlines, en extreem politiek gedoe van de bovenste plank. Na alle stress, vermoeidheid, winterdips en “is dit het nou?”
Hoef ik niets meer.
Ik hoef hier alleen maar te zijn.
Wie ben je als je niets meer hoeft te doen?
Wie ben je als je niemand bent?
Wie ben ik überhaupt…?
Ik slaap even. Ga mediteren. Yoga. Rondjes lopen. Steeds hetzelfde paadje. Luisteren naar de vogels. Ik doe wat squats om warm te blijven. Nog maar een rondje lopen. Met het uur verdwijnt mijn onrust. Steeds een stukje dieper zak ik weg in mijzelf. In de stilte. In de rust. In de herinnering. De herinnering van wie ik ben, als ik niets meer heb, en dus niets meer hoef te zijn.
Langzaam wordt het donker. Eerste nacht in het bos. Alleen. Met het donker, en de geluiden. Met de stilte. En de kou. Hoezo thermo kleding, slaapzak die tegen vrieskou zou moeten kunnen…? Lekker Bever Sport. Dit is dus niet de warmte die ik gekocht heb. Trillend en rillend lig ik in de slaapzak, in de hangmat. Stukjes slapen, stukjes luisteren en kijkend tussen de boomtakken door naar de sterren. Zelfs slapen hoeft niet, besef ik me dan. Ik hoef hier alleen maar te zijn. En ik zak nog een laagje dieper.
Dag 2. Ochtendgloren. Mijn plek word langaam lichter. Even lijkt het dat de zon er een beetje doorheen komt, maar de wolken leggen een grijs dekbed over de boomtoppen heen. Geen zon vandaag.
Overgave. Ohja. De uitnodiging is overgave. Geef je maar over aan het bos. Aan de lucht. Aan de grond. Aan het geluid. Aan de vogels, de wind en de jonge blaadjes.
Ik maak een krukje en ga zitten. Voor een boom. Urenlang kijk ik naar de boom. Totdat er een inzicht als donderslag binnenkomt. Wie ben je als je niets meer hebt? Wat een domme vraag!
Ik ben. Net zoals de boom een boom is, en boom ‘doet’. Zoals een boom al vanaf het eerste moment weet dat hij een boom is. Als eikeltje, beukennootje of kastanje. En dus gewoon een boom wordt. Met al zijn takken, en hout en bladeren. Daar doet hij niets voor. Dat is hij gewoon.
De boom is mijn teacher. De boom leert mij mijzelf zijn. Dat het zo simpel is. Opeens valt alle drukte en stress en gedoe en werkidentiteit van me af. Ik zie het als een poppenkast, een toneelspel. Daar, in dat bos, met die boom als teacher, vind ik mijzelf terug. Ik hoef er alleen maar te zijn.
Daar, in dat bos, met die boom als teacher, vind ik mijzelf terug. Ik hoef er alleen maar te zijn.
Ik ben. Ik ben genoeg. Door er te zijn. Echt te zijn. Aanwezig. Met alles wat erin zit. Wat er alleen maar uit hoeft te komen. Tranen rollen over mijn wangen. Met elke traan huil ik een stuk oud ego weg. Mijn diepe identificatie met mijn corporate baan. Met mijn invloed, titel, salaris. Mijn niet gedane master, en dus niet afgemaakte studie. Mijn mislukte succesverhaal in Bahrein. Mijn triomf contract bij Shell. Alles lost op.
Mijn ex die me tien jaar geleden verbaast een bericht stuurde: ik zag dat je bij Shell werkt, zeker bij HR. Mijn verwondering over de KLM business lounge, dat zoiets bestaat, en dat ik daar naar binnen mocht.
Mijn trots op mijn vijfsterrenverblijf in Manila.
Al die rollen, stukjes, gehechtheid; al mijn bewijs, mijn ‘ziejeweldatikhetkan’, al mijn IKKEN, allemaal in stukjes op de grond.
Ik wist toen nog niet, dat daar nog allemaal stukken onder zaten, die binnen twee weken ook allemaal gebroken om me heen zouden liggen. En dat ik ze nooit meer zou kunnen lijmen in de vorm die ik wilde. Ik dacht dat ik klaar was. Maar dit was pas het begin van nog meer stuk, nog meer kapot, nog meer brokstukken, en nog meer loslaten.
Ik zat in een bos. Ik had een boom als leraar. En ik was thuis.
Die nacht sliep ik veel beter. Ik werd verwelkomd door de bomen, de dieren, en de sterren. De vogels kondigden een prachtige nieuwe dag aan. En toen kwam de zon op. Leunend tegen mijn boom, volgde ik de zon tussen de takken door. Liet ik me verwarmen door het gouden licht van de zon. Als een douche van licht.
Die dag werd ik opnieuw wakker. Kreeg ik een nieuw perspectief. Letterlijk, alsof mijn ogen op een andere manier gingen kijken. Meer kleuren zagen. meer details, meer magie en verwondering. De energie van bomen. De gesprekken en de lessen.
Ik was één met het bos. Ik was de natuur. tranen vloeiden over mijn wangen.
Als ik niemand ben, ben ik alles
Als ik niets meer heb, heb ik alles
Als ik niets meer hoef, mag ik alles
Als ik alles loslaat, word ik onderdeel van alles
Langzaam trek ik laagje voor laagje uit, van alle kleren die ik nog aan heb. Langzaam word ik warm, van binnen en van buiten. Geniet ik met volle ademteugen boslucht. Kan ik zelf de teek, waar ik nachtmerries over had gehad in de voorbereiding, en die zich aan het nestelen was op mijn onderbuik er met liefde en aandacht en rust gewoon afplukken.
Mijn wereld gaat nooit meer hetzelfde zijn, weet ik. Vanaf toen was ik onderdeel van alles. Ik was de boom, ik was de wind, ik was de teek, ik was al die vogels.
REALITY CHECK
Een paar dagen later stond ik op een enorm evenement, een persconferentie, een feest, een mega training, en een lancering van een nieuwe campagne. Een nieuw product. Het zou het summum zijn van het duurzame nieuwe imago. Van de intentie voor een ‘greater good’. Met alle goede bedoelingen, oprecht geloof in dat dit ‘goed was voor de wereld’, voelde het voor mij als een PR machine. Als een sussend verhaaltje dat je jezelf vertelt voor het slapengaan.
Het project waar ik maandenlang aan had gewerkt, teams op had aangestuurd, en onmogelijke deadlines mee had bevochten, het voelde als een lege huls.
Een week later viel ik om. Tijdens een rondleiding in een school voor mijn dochter, die ochtend, moest ik langs de muren lopen om niet mijn duizeligheid te laten winnen. Moest ik aan de hand van Martijn de auto in, om hem af te zetten bij zijn kantoor in Den Haag.
Een week later viel ik om. “Mijn lichaam is stuk,” riep ik. “Ik verzín dit niet!”
Rijden ging nog wel, maar ik durfde er niet meer uit. Wetend dat mijn benen me niet meer gingen dragen. Ik wist dat ik niet in Rotterdam aan zou komen. Dan mijn benen niets meer konden doen.
Pas toen Martijn zijn kantoor inliep belde ik de huisarts. Toen ik vertelde wat mijn klachten waren, zei de stem aan de andere kant: “mevrouw, hang nu op en bel 112.”
“Nou dan rijd ik wel even eerst naar huis,” zei ik nog. “Anders komen ze me hier halen en dat is onhandig want ik woon in Leiden.“ Gelukkig constateerde de mevrouw van 112 uiteindelijk dat ik niets levensbedreigends had, en niet hoefde te worden opgehaald met de ambulance. Wel moest ik mijn man meteen bellen, omdat hij met mij naar huis moest rijden en meteen naar de huisarts moest.
Trots kan hardnekkig zijn. Zelfstandigheid ook. Op dat moment stonden al mijn overlevingsmechanismen op. Twintig redenen had ik, om mijn eigen gezondheid toch te riskeren, Martijn niet lastig te vallen, en me te vermannen en zelf naar huis te rijden.
Ik belde hem, en probeerde nonchalant uit te leggen wat ik zojuist had gehoord. “Ik kan ook echt wel zelf rijden hoor”, zei ik, maar de arts zegt van niet. Uiteraard stond hij binnen twee minuten naast me.
MRI en acceptatie
Een paar weken, een MRI scan en ruzie met de huisarts later, ging ik wederom in de overgave.
“OK, als het geen MS, een hersentumor of iets anders is, dan is het misschien toch een burn-out. Maar er is niets mentaal mis met mij.” Nee, want dat had ik er inmiddels wel zorgvuldig uit geNLP’d. Mind over matter. Oorzaak-gevolg. Lichaam en geest beïnvloeden elkaar wederzijds.
“Mijn lichaam is stuk,” riep ik. “Ik verzín dit niet!” Ik ben niet overspannen.
Het was half april. “ik denk dat ik er na de meivakantie wel weer ben” zei ik tegen mijn leidinggevende. Het werd ruim twee jaar herstellen. Een bizarre reis naar binnen. langs mijn diepste dalen en meest dikke muren.
Wie ben je als je niets meer hebt? Als je niets meer bent? Als je al je rollen, identificaties, maskers kwijt bent? maar dan echt. Niet in een bos, maar thuis, in real life. Ik kon niet eens mijn zoontje van 8 maanden de trap optillen. Of een kopje thee dragen zonder het uit mijn handen te laten vallen.
Ik was niets meer. En alles wat ik dacht te zijn, dacht te kunnen, dacht te hebben, lag in 1000 gebroken stukjes op de grond.
(zie voor vervolg Blogpost x)